NL: camoufleren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gecamoufleerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik camoufleer jij camoufleert hij camoufleert wij camoufleren jullie camoufleren zij camoufleren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gecamoufleerd jij hebt gecamoufleerd hij heeft gecamoufleerd wij hebben gecamoufleerd jullie hebben gecamoufleerd zij hebben gecamoufleerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik camoufleerde jij camoufleerde hij camoufleerde wij camoufleerden jullie camoufleerden zij camoufleerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gecamoufleerd jij had gecamoufleerd hij had gecamoufleerd wij hadden gecamoufleerd jullie hadden gecamoufleerd zij hadden gecamoufleerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal camoufleren jij zult camoufleren hij zal camoufleren wij zullen camoufleren jullie zullen camoufleren zij zullen camoufleren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gecamoufleerd hebben jij zult gecamoufleerd hebben hij zal gecamoufleerd hebben wij zullen gecamoufleerd hebben jullie zullen gecamoufleerd hebben zij zullen gecamoufleerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou camoufleren jij zou camoufleren hij zou camoufleren wij zouden camoufleren jullie zouden camoufleren zij zouden camoufleren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gecamoufleerd hebben jij zou gecamoufleerd hebben hij zou gecamoufleerd hebben wij zouden gecamoufleerd hebben jullie zouden gecamoufleerd hebben zij zouden gecamoufleerd hebben
|
Gebiedende wijs |
camoufleer
|
Aanvoegende wijs |
camouflere |