NL: cambreren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gecambreerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik cambreer jij cambreert hij cambreert wij cambreren jullie cambreren zij cambreren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gecambreerd jij hebt gecambreerd hij heeft gecambreerd wij hebben gecambreerd jullie hebben gecambreerd zij hebben gecambreerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik cambreerde jij cambreerde hij cambreerde wij cambreerden jullie cambreerden zij cambreerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gecambreerd jij had gecambreerd hij had gecambreerd wij hadden gecambreerd jullie hadden gecambreerd zij hadden gecambreerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal cambreren jij zult cambreren hij zal cambreren wij zullen cambreren jullie zullen cambreren zij zullen cambreren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gecambreerd hebben jij zult gecambreerd hebben hij zal gecambreerd hebben wij zullen gecambreerd hebben jullie zullen gecambreerd hebben zij zullen gecambreerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou cambreren jij zou cambreren hij zou cambreren wij zouden cambreren jullie zouden cambreren zij zouden cambreren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gecambreerd hebben jij zou gecambreerd hebben hij zou gecambreerd hebben wij zouden gecambreerd hebben jullie zouden gecambreerd hebben zij zouden gecambreerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
cambreer
|
| Aanvoegende wijs |
| cambrere |