NL: bunkeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gebunkerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik bunker jij bunkert hij bunkert wij bunkeren jullie bunkeren zij bunkeren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gebunkerd jij hebt gebunkerd hij heeft gebunkerd wij hebben gebunkerd jullie hebben gebunkerd zij hebben gebunkerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik bunkerde jij bunkerde hij bunkerde wij bunkerden jullie bunkerden zij bunkerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gebunkerd jij had gebunkerd hij had gebunkerd wij hadden gebunkerd jullie hadden gebunkerd zij hadden gebunkerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal bunkeren jij zult bunkeren hij zal bunkeren wij zullen bunkeren jullie zullen bunkeren zij zullen bunkeren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gebunkerd hebben jij zult gebunkerd hebben hij zal gebunkerd hebben wij zullen gebunkerd hebben jullie zullen gebunkerd hebben zij zullen gebunkerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou bunkeren jij zou bunkeren hij zou bunkeren wij zouden bunkeren jullie zouden bunkeren zij zouden bunkeren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gebunkerd hebben jij zou gebunkerd hebben hij zou gebunkerd hebben wij zouden gebunkerd hebben jullie zouden gebunkerd hebben zij zouden gebunkerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
bunker
|
| Aanvoegende wijs |
| bunkere |