NL: bungeejumpen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gebungeejumpt
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik bungeejump jij bungeejumpt hij bungeejumpt wij bungeejumpen jullie bungeejumpen zij bungeejumpen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gebungeejumpt jij hebt gebungeejumpt hij heeft gebungeejumpt wij hebben gebungeejumpt jullie hebben gebungeejumpt zij hebben gebungeejumpt
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik bungeejumpte jij bungeejumpte hij bungeejumpte wij bungeejumpten jullie bungeejumpten zij bungeejumpten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gebungeejumpt jij had gebungeejumpt hij had gebungeejumpt wij hadden gebungeejumpt jullie hadden gebungeejumpt zij hadden gebungeejumpt
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal bungeejumpen jij zult bungeejumpen hij zal bungeejumpen wij zullen bungeejumpen jullie zullen bungeejumpen zij zullen bungeejumpen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gebungeejumpt hebben jij zult gebungeejumpt hebben hij zal gebungeejumpt hebben wij zullen gebungeejumpt hebben jullie zullen gebungeejumpt hebben zij zullen gebungeejumpt hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou bungeejumpen jij zou bungeejumpen hij zou bungeejumpen wij zouden bungeejumpen jullie zouden bungeejumpen zij zouden bungeejumpen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gebungeejumpt hebben jij zou gebungeejumpt hebben hij zou gebungeejumpt hebben wij zouden gebungeejumpt hebben jullie zouden gebungeejumpt hebben zij zouden gebungeejumpt hebben
|
Gebiedende wijs |
bungeejump
|
Aanvoegende wijs |
bungeejumpe |