Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: bundelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gebundeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik bundel
jij bundelt
hij bundelt
wij bundelen
jullie bundelen
zij bundelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gebundeld
jij hebt gebundeld
hij heeft gebundeld
wij hebben gebundeld
jullie hebben gebundeld
zij hebben gebundeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik bundelde
jij bundelde
hij bundelde
wij bundelden
jullie bundelden
zij bundelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gebundeld
jij had gebundeld
hij had gebundeld
wij hadden gebundeld
jullie hadden gebundeld
zij hadden gebundeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal bundelen
jij zult bundelen
hij zal bundelen
wij zullen bundelen
jullie zullen bundelen
zij zullen bundelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gebundeld hebben
jij zult gebundeld hebben
hij zal gebundeld hebben
wij zullen gebundeld hebben
jullie zullen gebundeld hebben
zij zullen gebundeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou bundelen
jij zou bundelen
hij zou bundelen
wij zouden bundelen
jullie zouden bundelen
zij zouden bundelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gebundeld hebben
jij zou gebundeld hebben
hij zou gebundeld hebben
wij zouden gebundeld hebben
jullie zouden gebundeld hebben
zij zouden gebundeld hebben

Gebiedende wijs
bundel

Aanvoegende wijs
bundele

Voorbeelden

  1. Bundel het licht!
    Channel the light!
  2. zenuwbaan (bundel zenuwvezels)
    nerve tract
  3. Wat is een bundel?
    What? What is a sheaf?
  4. Een bundel van stokjes?
    A bundle of sticks?
  5. Haar de bundel niet geven.
    It was don 't give her the binder.
  6. Waar is de bundel, Joe?
    Where 's the binder, Joe?
  7. Een halve of hele bundel?
    Half or full bundle?
  8. Lezen in uw nieuwe bundel, meneer.
    Reading your new one in The Strand, sir.
  9. Little bundel van open mond kussen.
    Little bundle of open-mouthed kisses.
  10. Dat moet kost je een bundel.
    That must be costing you a bundle.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden