NL: bulldozeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gebulldozerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik bulldozer jij bulldozert hij bulldozert wij bulldozeren jullie bulldozeren zij bulldozeren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gebulldozerd jij hebt gebulldozerd hij heeft gebulldozerd wij hebben gebulldozerd jullie hebben gebulldozerd zij hebben gebulldozerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik bulldozerde jij bulldozerde hij bulldozerde wij bulldozerden jullie bulldozerden zij bulldozerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gebulldozerd jij had gebulldozerd hij had gebulldozerd wij hadden gebulldozerd jullie hadden gebulldozerd zij hadden gebulldozerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal bulldozeren jij zult bulldozeren hij zal bulldozeren wij zullen bulldozeren jullie zullen bulldozeren zij zullen bulldozeren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gebulldozerd hebben jij zult gebulldozerd hebben hij zal gebulldozerd hebben wij zullen gebulldozerd hebben jullie zullen gebulldozerd hebben zij zullen gebulldozerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou bulldozeren jij zou bulldozeren hij zou bulldozeren wij zouden bulldozeren jullie zouden bulldozeren zij zouden bulldozeren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gebulldozerd hebben jij zou gebulldozerd hebben hij zou gebulldozerd hebben wij zouden gebulldozerd hebben jullie zouden gebulldozerd hebben zij zouden gebulldozerd hebben
|
Gebiedende wijs |
bulldozer
|
Aanvoegende wijs |
bulldozere |