Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: buffelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gebuffeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik buffel
jij buffelt
hij buffelt
wij buffelen
jullie buffelen
zij buffelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gebuffeld
jij hebt gebuffeld
hij heeft gebuffeld
wij hebben gebuffeld
jullie hebben gebuffeld
zij hebben gebuffeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik buffelde
jij buffelde
hij buffelde
wij buffelden
jullie buffelden
zij buffelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gebuffeld
jij had gebuffeld
hij had gebuffeld
wij hadden gebuffeld
jullie hadden gebuffeld
zij hadden gebuffeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal buffelen
jij zult buffelen
hij zal buffelen
wij zullen buffelen
jullie zullen buffelen
zij zullen buffelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gebuffeld hebben
jij zult gebuffeld hebben
hij zal gebuffeld hebben
wij zullen gebuffeld hebben
jullie zullen gebuffeld hebben
zij zullen gebuffeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou buffelen
jij zou buffelen
hij zou buffelen
wij zouden buffelen
jullie zouden buffelen
zij zouden buffelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gebuffeld hebben
jij zou gebuffeld hebben
hij zou gebuffeld hebben
wij zouden gebuffeld hebben
jullie zouden gebuffeld hebben
zij zouden gebuffeld hebben

Gebiedende wijs
buffel

Aanvoegende wijs
buffele

Voorbeelden

  1. De buffel stort in.
    The buffalo collapses.
  2. Heb je buffel vellen.
    You got buffalo robes?
  3. Heeft iemand die buffel gezien?
    Has anybody seen that buffalo?
  4. Heeft de studentenraad een buffel gekocht?
    The student council bought a buffalo?
  5. Er zaten hier buffel levers in.
    There were buffalo livers in here.
  6. De buffel bewerkt dan het land.
    The male will work in the farms.
  7. De buffel is' s nachts overleden.
    The buffalo died in the night.
  8. Kan jij een buffel zijn, Walter?
    Can you be a buffalo, Walter?
  9. Denk je dat Debbie een buffel is?
    You think Debbie 's a buffalo?
  10. Is dit een koe of een buffel?
    Is that a cow or a buffalo?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden