Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: bubbelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gebubbeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik bubbel
jij bubbelt
hij bubbelt
wij bubbelen
jullie bubbelen
zij bubbelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gebubbeld
jij hebt gebubbeld
hij heeft gebubbeld
wij hebben gebubbeld
jullie hebben gebubbeld
zij hebben gebubbeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik bubbelde
jij bubbelde
hij bubbelde
wij bubbelden
jullie bubbelden
zij bubbelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gebubbeld
jij had gebubbeld
hij had gebubbeld
wij hadden gebubbeld
jullie hadden gebubbeld
zij hadden gebubbeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal bubbelen
jij zult bubbelen
hij zal bubbelen
wij zullen bubbelen
jullie zullen bubbelen
zij zullen bubbelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gebubbeld hebben
jij zult gebubbeld hebben
hij zal gebubbeld hebben
wij zullen gebubbeld hebben
jullie zullen gebubbeld hebben
zij zullen gebubbeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou bubbelen
jij zou bubbelen
hij zou bubbelen
wij zouden bubbelen
jullie zouden bubbelen
zij zouden bubbelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gebubbeld hebben
jij zou gebubbeld hebben
hij zou gebubbeld hebben
wij zouden gebubbeld hebben
jullie zouden gebubbeld hebben
zij zouden gebubbeld hebben

Gebiedende wijs
bubbel

Aanvoegende wijs
bubbele

Voorbeelden

  1. Bubbel, bubbel, werken en problemen.
    Bubbie, bubble, toll and trouble.
  2. Vooruit, naar de bubbel.
    Bubble. Let 's go.
  3. Ik wil geen bubbel horen.
    I don 't want to hear a single bubble.
  4. Hubbel, bubbel en ik zie dubbel.
    Hubble, bubble and seeing double
  5. Ik zit niet in een bubbel.
    I am not in a bubble.
  6. De besturingen zitten op het bubbel paneel.
    The controls are on the bubble panel.
  7. Ik woon al jaren in die bubbel.
    I 've been living in that bubble for years.
  8. Er zit een bubbel in zijn long.
    There is a bubble in his lung.
  9. Onstaan uit een bubbel aan een boom.
    Hatched from a bauble on a tree.
  10. Mijn bubbel is zo roze en zo...
    My bubble is so pink and so...

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden