Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: brouwen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gebrouwen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik brouw
jij brouwt
hij brouwt
wij brouwen
jullie brouwen
zij brouwen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gebrouwen
jij hebt gebrouwen
hij heeft gebrouwen
wij hebben gebrouwen
jullie hebben gebrouwen
zij hebben gebrouwen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik brouwde
jij brouwde
hij brouwde
wij brouwden
jullie brouwden
zij brouwden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gebrouwen
jij had gebrouwen
hij had gebrouwen
wij hadden gebrouwen
jullie hadden gebrouwen
zij hadden gebrouwen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal brouwen
jij zult brouwen
hij zal brouwen
wij zullen brouwen
jullie zullen brouwen
zij zullen brouwen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gebrouwen hebben
jij zult gebrouwen hebben
hij zal gebrouwen hebben
wij zullen gebrouwen hebben
jullie zullen gebrouwen hebben
zij zullen gebrouwen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou brouwen
jij zou brouwen
hij zou brouwen
wij zouden brouwen
jullie zouden brouwen
zij zouden brouwen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gebrouwen hebben
jij zou gebrouwen hebben
hij zou gebrouwen hebben
wij zouden gebrouwen hebben
jullie zouden gebrouwen hebben
zij zouden gebrouwen hebben

Gebiedende wijs
brouw

Aanvoegende wijs
brouwe

Voorbeelden

  1. Brouw het drankje en smurf de maan vanavond.
    Brewing the drink and smurf the moon tonight.
  2. Ga nu en brouw mijn oude elixir in deze heilige potten.
    Go forth and brew my ancient elixir with these sacred jugs.
  3. Wilder, brouw maar een flinke mok woordenthee... en laat je ballen erin hangen.
    Wilder, go brew yourself a big mug of word tea... and dip your balls in it.
  4. Die Duitsers kunnen uitstekend brouwen.
    Those Germans can brew excellent.
  5. Begin met brouwen van drankjes pronto.
    Start brewing potions pronto.
  6. Bent je bier aan het brouwen?
    Are you brewing beer?
  7. Ze brouwen 10.000 flesjes bier per dag.
    They brew 10,000 bottles of beer a day.
  8. Ik ben een gezondheidssapje aan het brouwen
    I 'm juicing up a health drink.
  9. Ik wilde proberen om zelf wat te brouwen.
    I was gonna try to get a brew going before the opening.
  10. Ik heb het brouwen van die lijn voor weken.
    I 've been brewing that line for weeks.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden