1. MWB
  2. Werkwoord vervoegen
  3. broom

Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

EN: to broom    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Gerund
brooming

Present simple (ott)
I broom
you broom
he brooms
we broom
you broom
they broom

Present perfect (vtt)
I have broomed
you have broomed
he has broomed
we have broomed
you have broomed
they have broomed

Past Simple (ovt)
I broomed
you broomed
he broomed
we broomed
you broomed
they broomed

Past perfect (vvt)
I had broomed
you had broomed
he had broomed
we had broomed
you had broomed
they had broomed

Present future (ottt)
I will broom
you will broom
he will broom
we will broom
you will broom
they will broom

Present future perfect (vttt)
I will have broomed
you will have broomed
he will have broomed
we will have broomed
you will have broomed
they will have broomed

Past future (ovtt)
I would broom
you would broom
he would broom
we would broom
you would broom
they would broom

Past future perfect (vvtt)
I would have broomed
you would have broomed
he would have broomed
we would have broomed
you would have broomed
they would have broomed


Voorbeelden

  1. broom handle
    bezemsteel
  2. broom handle
    bezemsteel
  3. Morning, Mr Broom.
    Morgen, meneer Broom.
  4. A broom, perhaps.
    Een bezem, misschien.
  5. Sick, broom, amour.
    Ziek, bezem, en amore.
  6. Like a broom among brooms... in a broom closet.
    Als een bezem tussen andere bezems... in een bezemkast.
  7. Road Broom: Multi-purpose broom for the garden and home
    Straatbezem: Veelzijdige bezem voor tuin en huis
  8. Where 's my broom?
    Waar is mijn bezem?
  9. All right, Mr Broom.
    Oké, meneer Broom.
  10. You want a broom?
    Wil je een bezem?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden



Vaakst vervoegd

Hier zie je een overzicht van de 30 vaakst vervoegde werkwoorden voor de vijf talen die we op mijnwoordenboek gebruiken.

Nederlandse werkwoorden

willen verdienen worden zijn vinden bedoelen kunnen houden hebben meten vermelden vertellen varen gelden beantwoorden zeggen bestellen begeleiden updaten reizen bereiden leiden plannen gaan verwijderen stelen bidden besteden denken bellen

Franse werkwoorden

être avoir aller faire pouvoir vouloir venir devoir voir prendre savoir partir connaître recevoir dire mettre finir lire boire choisir envoyer sortir falloir dormir écrire appeler croire manger devenir vivre

Duitse werkwoorden

sein werden haben können mögen gehen wollen müssen essen finden sehen stressen lesen dürfen fahren misten sollen kommen nehmen tun machen geben sprechen lassen helfen laufen arbeiten wohnen schlafen halten

Spaanse werkwoorden

ser sentir tener hacer ver teñir ir estar servir haber poder mentir querer dar fuir saber decir hablar salir empezar volver comer seguir vivir gustar pedir encontrar grillarse latir pensar llamar conocer preferir jugar llegar

Engelse werkwoorden

send read be have spend choose go lead mean hear teach lie think see quit can do build meet take say get run fall fair buy put eat lay make learn wear begin barbecue will give find want know drink work write try