NL: broadcasten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gebroadcast
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik broadcast jij broadcast hij broadcast wij broadcasten jullie broadcasten zij broadcasten
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gebroadcast jij hebt gebroadcast hij heeft gebroadcast wij hebben gebroadcast jullie hebben gebroadcast zij hebben gebroadcast
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik broadcastte jij broadcastte hij broadcastte wij broadcastten jullie broadcastten zij broadcastten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gebroadcast jij had gebroadcast hij had gebroadcast wij hadden gebroadcast jullie hadden gebroadcast zij hadden gebroadcast
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal broadcasten jij zult broadcasten hij zal broadcasten wij zullen broadcasten jullie zullen broadcasten zij zullen broadcasten
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gebroadcast hebben jij zult gebroadcast hebben hij zal gebroadcast hebben wij zullen gebroadcast hebben jullie zullen gebroadcast hebben zij zullen gebroadcast hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou broadcasten jij zou broadcasten hij zou broadcasten wij zouden broadcasten jullie zouden broadcasten zij zouden broadcasten
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gebroadcast hebben jij zou gebroadcast hebben hij zou gebroadcast hebben wij zouden gebroadcast hebben jullie zouden gebroadcast hebben zij zouden gebroadcast hebben
|
| Gebiedende wijs |
broadcast
|
| Aanvoegende wijs |
| broadcaste |