NL: braveren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gebraveerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik braveer jij braveert hij braveert wij braveren jullie braveren zij braveren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gebraveerd jij hebt gebraveerd hij heeft gebraveerd wij hebben gebraveerd jullie hebben gebraveerd zij hebben gebraveerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik braveerde jij braveerde hij braveerde wij braveerden jullie braveerden zij braveerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gebraveerd jij had gebraveerd hij had gebraveerd wij hadden gebraveerd jullie hadden gebraveerd zij hadden gebraveerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal braveren jij zult braveren hij zal braveren wij zullen braveren jullie zullen braveren zij zullen braveren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gebraveerd hebben jij zult gebraveerd hebben hij zal gebraveerd hebben wij zullen gebraveerd hebben jullie zullen gebraveerd hebben zij zullen gebraveerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou braveren jij zou braveren hij zou braveren wij zouden braveren jullie zouden braveren zij zouden braveren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gebraveerd hebben jij zou gebraveerd hebben hij zou gebraveerd hebben wij zouden gebraveerd hebben jullie zouden gebraveerd hebben zij zouden gebraveerd hebben
|
Gebiedende wijs |
braveer
|
Aanvoegende wijs |
bravere |