Voorbeelden

1. Heute back ich, morgen brau ich...
   Pak me dan, als je kan.
2. Die Brauen abtupfen?
   Zal ik uw voorhoofd afvegen?
3. Der Gebrauch des Hopfens verbesserte das Bier wesentlich, tatsächlich entstand das Bier vorher aus einem spontanen und gemischten Brau
   Het toevoegen van hop verbeterde aanzienlijk de kwaliteit van het bier in Brabant, want tot dan toe werd er gebrouwen met spontane of gemengde gisting
4. Oder einen Liebestrank brauen?
   Of een liefdesdrankje.
5. Wachsen meine Brauen wieder?
   Groeien m' n wenkbrauwen weer aan?
6. Dann brauen wir einen stärkeren.
   Dan maken we er zelf een.
7. Nun zieren unsre Brauen Siegeskränze;
   Nu siert de overwinningskrans ons hoofd...
8. und dir die Brauen gezupft.
   Ik heb je wenkbrauwen geplukt.
9. Brauen die nicht oben Zaubertränke?
   Die maken dat elixer toch?
10. Trudy, kümmer dich um die Brauen.
    Trudy, let op de wenkbrauwen.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden