Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: brandmerken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gebrandmerkt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik brandmerk
jij brandmerkt
hij brandmerkt
wij brandmerken
jullie brandmerken
zij brandmerken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gebrandmerkt
jij hebt gebrandmerkt
hij heeft gebrandmerkt
wij hebben gebrandmerkt
jullie hebben gebrandmerkt
zij hebben gebrandmerkt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik brandmerkte
jij brandmerkte
hij brandmerkte
wij brandmerkten
jullie brandmerkten
zij brandmerkten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gebrandmerkt
jij had gebrandmerkt
hij had gebrandmerkt
wij hadden gebrandmerkt
jullie hadden gebrandmerkt
zij hadden gebrandmerkt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal brandmerken
jij zult brandmerken
hij zal brandmerken
wij zullen brandmerken
jullie zullen brandmerken
zij zullen brandmerken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gebrandmerkt hebben
jij zult gebrandmerkt hebben
hij zal gebrandmerkt hebben
wij zullen gebrandmerkt hebben
jullie zullen gebrandmerkt hebben
zij zullen gebrandmerkt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou brandmerken
jij zou brandmerken
hij zou brandmerken
wij zouden brandmerken
jullie zouden brandmerken
zij zouden brandmerken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gebrandmerkt hebben
jij zou gebrandmerkt hebben
hij zou gebrandmerkt hebben
wij zouden gebrandmerkt hebben
jullie zouden gebrandmerkt hebben
zij zouden gebrandmerkt hebben

Gebiedende wijs
brandmerk

Aanvoegende wijs
brandmerke

Voorbeelden

  1. Ik zie geen brandmerk.
    I don 't see a brand.
  2. Net als een brandmerk.
    To the cow brand.
  3. Met een Canadees brandmerk?
    All canadian government brand?
  4. Is er een brandmerk op?
    Has it got a burn on it?
  5. Het brandmerk van Gnaeus Pompeius Magnus.
    The mark of Gnaeus Pompeius Magnus.
  6. Ik vond een brandmerk tussen zijn schouderbladen.
    I found a burn mark between his shoulder blades.
  7. Ik weet het niet, zoals een brandmerk.
    I don 't know, like a branding.
  8. Een veedief die zijn brandmerk op mijn vee zet.
    No-good cow thief putting his brand on my cattle.
  9. Het brandmerk van een slaaf die Batiatus wilde doden.
    That was the mark of one of the slaves who tried to kill Batiatus.
  10. Ik kan het brandmerk op mijn borst al voelen.
    I can feel the scarlet letter on my bosom.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden