Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: brainstormen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gebrainstormd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik brainstorm
jij brainstormt
hij brainstormt
wij brainstormen
jullie brainstormen
zij brainstormen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gebrainstormd
jij hebt gebrainstormd
hij heeft gebrainstormd
wij hebben gebrainstormd
jullie hebben gebrainstormd
zij hebben gebrainstormd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik brainstormde
jij brainstormde
hij brainstormde
wij brainstormden
jullie brainstormden
zij brainstormden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gebrainstormd
jij had gebrainstormd
hij had gebrainstormd
wij hadden gebrainstormd
jullie hadden gebrainstormd
zij hadden gebrainstormd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal brainstormen
jij zult brainstormen
hij zal brainstormen
wij zullen brainstormen
jullie zullen brainstormen
zij zullen brainstormen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gebrainstormd hebben
jij zult gebrainstormd hebben
hij zal gebrainstormd hebben
wij zullen gebrainstormd hebben
jullie zullen gebrainstormd hebben
zij zullen gebrainstormd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou brainstormen
jij zou brainstormen
hij zou brainstormen
wij zouden brainstormen
jullie zouden brainstormen
zij zouden brainstormen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gebrainstormd hebben
jij zou gebrainstormd hebben
hij zou gebrainstormd hebben
wij zouden gebrainstormd hebben
jullie zouden gebrainstormd hebben
zij zouden gebrainstormd hebben

Gebiedende wijs
brainstorm

Aanvoegende wijs
brainstorme

Voorbeelden

  1. ik heb een brainstorm!
    I 'm having a brainstorm!
  2. Wie kwam met die brainstorm?
    Who came up with that brainstorm?
  3. Brainstormen, jongens.
    Brainstorm, boyz.
  4. Brainstormen is voor dommeriken.
    Brainstorming is for dumbbells.
  5. We waren aan' t brainstormen.
    We were just brainstorming.
  6. Zijn we aan het brainstormen?
    Are we free associating?
  7. We zijn gewoon aan het brainstormen.
    We 're just brainstorming here.
  8. Laat Sue onze kinderen niet brainstormen.
    Just don 't let Sue shortchange our kids.
  9. Carl had de hele week lopen brainstormen.
    And Carl had been daydreaming all week and brainstorming this thing.
  10. Ik dacht dat we aan het brainstormen waren.
    I thought we were brainstorming.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden