NL: brainstormen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gebrainstormd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik brainstorm jij brainstormt hij brainstormt wij brainstormen jullie brainstormen zij brainstormen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gebrainstormd jij hebt gebrainstormd hij heeft gebrainstormd wij hebben gebrainstormd jullie hebben gebrainstormd zij hebben gebrainstormd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik brainstormde jij brainstormde hij brainstormde wij brainstormden jullie brainstormden zij brainstormden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gebrainstormd jij had gebrainstormd hij had gebrainstormd wij hadden gebrainstormd jullie hadden gebrainstormd zij hadden gebrainstormd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal brainstormen jij zult brainstormen hij zal brainstormen wij zullen brainstormen jullie zullen brainstormen zij zullen brainstormen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gebrainstormd hebben jij zult gebrainstormd hebben hij zal gebrainstormd hebben wij zullen gebrainstormd hebben jullie zullen gebrainstormd hebben zij zullen gebrainstormd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou brainstormen jij zou brainstormen hij zou brainstormen wij zouden brainstormen jullie zouden brainstormen zij zouden brainstormen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gebrainstormd hebben jij zou gebrainstormd hebben hij zou gebrainstormd hebben wij zouden gebrainstormd hebben jullie zouden gebrainstormd hebben zij zouden gebrainstormd hebben
|
| Gebiedende wijs |
brainstorm
|
| Aanvoegende wijs |
| brainstorme |