NL: boodschappen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geboodschapt
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik boodschap jij boodschapt hij boodschapt wij boodschappen jullie boodschappen zij boodschappen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geboodschapt jij hebt geboodschapt hij heeft geboodschapt wij hebben geboodschapt jullie hebben geboodschapt zij hebben geboodschapt
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik boodschapte jij boodschapte hij boodschapte wij boodschapten jullie boodschapten zij boodschapten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geboodschapt jij had geboodschapt hij had geboodschapt wij hadden geboodschapt jullie hadden geboodschapt zij hadden geboodschapt
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal boodschappen jij zult boodschappen hij zal boodschappen wij zullen boodschappen jullie zullen boodschappen zij zullen boodschappen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geboodschapt hebben jij zult geboodschapt hebben hij zal geboodschapt hebben wij zullen geboodschapt hebben jullie zullen geboodschapt hebben zij zullen geboodschapt hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou boodschappen jij zou boodschappen hij zou boodschappen wij zouden boodschappen jullie zouden boodschappen zij zouden boodschappen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geboodschapt hebben jij zou geboodschapt hebben hij zou geboodschapt hebben wij zouden geboodschapt hebben jullie zouden geboodschapt hebben zij zouden geboodschapt hebben
|
Gebiedende wijs |
boodschap
|
Aanvoegende wijs |
boodschappe |