Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: bombarderen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gebombardeerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik bombardeer
jij bombardeert
hij bombardeert
wij bombarderen
jullie bombarderen
zij bombarderen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gebombardeerd
jij hebt gebombardeerd
hij heeft gebombardeerd
wij hebben gebombardeerd
jullie hebben gebombardeerd
zij hebben gebombardeerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik bombardeerde
jij bombardeerde
hij bombardeerde
wij bombardeerden
jullie bombardeerden
zij bombardeerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gebombardeerd
jij had gebombardeerd
hij had gebombardeerd
wij hadden gebombardeerd
jullie hadden gebombardeerd
zij hadden gebombardeerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal bombarderen
jij zult bombarderen
hij zal bombarderen
wij zullen bombarderen
jullie zullen bombarderen
zij zullen bombarderen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gebombardeerd hebben
jij zult gebombardeerd hebben
hij zal gebombardeerd hebben
wij zullen gebombardeerd hebben
jullie zullen gebombardeerd hebben
zij zullen gebombardeerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou bombarderen
jij zou bombarderen
hij zou bombarderen
wij zouden bombarderen
jullie zouden bombarderen
zij zouden bombarderen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gebombardeerd hebben
jij zou gebombardeerd hebben
hij zou gebombardeerd hebben
wij zouden gebombardeerd hebben
jullie zouden gebombardeerd hebben
zij zouden gebombardeerd hebben

Gebiedende wijs
bombardeer

Aanvoegende wijs
bombardere

Voorbeelden

  1. Bombardeer die stad niet.
    You 're not bombing that town.
  2. Bombardeer elk niet-Ariës land!
    Bomb every country is not Aria.
  3. Bombardeer z' n hoofd met gammastraling.
    Bombard his head with radiation.
  4. Maar ook al bombardeer je een huis, er blijven altijd kakkerlakken leven.
    But even if you bug bomb a house, there 's always a few cockroaches left.
  5. Fyers was ongeveer te vuren bombardeer de gehele bos alleen maar om u te elimineren.
    Fyers was about to fire bomb the entire forest just to eliminate you.
  6. bombarderen
    bombard
  7. bombarderen/vernietigen
    flash-out (to)
  8. Daarheen: bombarderen.
    Running there: bombing.
  9. Het stadion bombarderen.
    Nuke the stadium.
  10. Bombarderen dan maar.
    Now we can drop some bombs.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden