NL: boegseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geboegseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik boegseer jij boegseert hij boegseert wij boegseren jullie boegseren zij boegseren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geboegseerd jij hebt geboegseerd hij heeft geboegseerd wij hebben geboegseerd jullie hebben geboegseerd zij hebben geboegseerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik boegseerde jij boegseerde hij boegseerde wij boegseerden jullie boegseerden zij boegseerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geboegseerd jij had geboegseerd hij had geboegseerd wij hadden geboegseerd jullie hadden geboegseerd zij hadden geboegseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal boegseren jij zult boegseren hij zal boegseren wij zullen boegseren jullie zullen boegseren zij zullen boegseren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geboegseerd hebben jij zult geboegseerd hebben hij zal geboegseerd hebben wij zullen geboegseerd hebben jullie zullen geboegseerd hebben zij zullen geboegseerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou boegseren jij zou boegseren hij zou boegseren wij zouden boegseren jullie zouden boegseren zij zouden boegseren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geboegseerd hebben jij zou geboegseerd hebben hij zou geboegseerd hebben wij zouden geboegseerd hebben jullie zouden geboegseerd hebben zij zouden geboegseerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
boegseer
|
| Aanvoegende wijs |
| boegsere |