NL: bodysurfen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gebodysurft
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik bodysurf jij bodysurft hij bodysurft wij bodysurfen jullie bodysurfen zij bodysurfen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gebodysurft jij hebt gebodysurft hij heeft gebodysurft wij hebben gebodysurft jullie hebben gebodysurft zij hebben gebodysurft
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik bodysurfte jij bodysurfte hij bodysurfte wij bodysurften jullie bodysurften zij bodysurften
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gebodysurft jij had gebodysurft hij had gebodysurft wij hadden gebodysurft jullie hadden gebodysurft zij hadden gebodysurft
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal bodysurfen jij zult bodysurfen hij zal bodysurfen wij zullen bodysurfen jullie zullen bodysurfen zij zullen bodysurfen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gebodysurft hebben jij zult gebodysurft hebben hij zal gebodysurft hebben wij zullen gebodysurft hebben jullie zullen gebodysurft hebben zij zullen gebodysurft hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou bodysurfen jij zou bodysurfen hij zou bodysurfen wij zouden bodysurfen jullie zouden bodysurfen zij zouden bodysurfen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gebodysurft hebben jij zou gebodysurft hebben hij zou gebodysurft hebben wij zouden gebodysurft hebben jullie zouden gebodysurft hebben zij zouden gebodysurft hebben
|
| Gebiedende wijs |
bodysurf
|
| Aanvoegende wijs |
| bodysurfe |