Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: bobbelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gebobbeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik bobbel
jij bobbelt
hij bobbelt
wij bobbelen
jullie bobbelen
zij bobbelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gebobbeld
jij hebt gebobbeld
hij heeft gebobbeld
wij hebben gebobbeld
jullie hebben gebobbeld
zij hebben gebobbeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik bobbelde
jij bobbelde
hij bobbelde
wij bobbelden
jullie bobbelden
zij bobbelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gebobbeld
jij had gebobbeld
hij had gebobbeld
wij hadden gebobbeld
jullie hadden gebobbeld
zij hadden gebobbeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal bobbelen
jij zult bobbelen
hij zal bobbelen
wij zullen bobbelen
jullie zullen bobbelen
zij zullen bobbelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gebobbeld hebben
jij zult gebobbeld hebben
hij zal gebobbeld hebben
wij zullen gebobbeld hebben
jullie zullen gebobbeld hebben
zij zullen gebobbeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou bobbelen
jij zou bobbelen
hij zou bobbelen
wij zouden bobbelen
jullie zouden bobbelen
zij zouden bobbelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gebobbeld hebben
jij zou gebobbeld hebben
hij zou gebobbeld hebben
wij zouden gebobbeld hebben
jullie zouden gebobbeld hebben
zij zouden gebobbeld hebben

Gebiedende wijs
bobbel

Aanvoegende wijs
bobbele

Voorbeelden

  1. Zag je die bobbel?
    Did you see that bulge?
  2. Voel je die bobbel?
    You feel that little lump?
  3. Een bobbel of zo.
    A bump of some sort.
  4. Bobbel-Bob, m' n buurman.
    Boner Bob, my neighbor.
  5. Let op die bobbel, hard duwen.
    Watch that bump, push hard.
  6. op de anastomosis, die kleine bobbel.
    On the anastomosis, that little bump.
  7. Hang de visstaart naast de rode bobbel.
    Put the fishtail next to the red blob.
  8. Er zat een bobbel in haar borst.
    She found a lump in her breast.
  9. Kijk naar die bobbel, het is choquant.
    Look at that bulge, it 's shocking.
  10. Ik haat die bobbel in z' n broek.
    I can not stand this thing hard in his pants.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden