NL: blootliggen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
blootgelegen
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik lig bloot jij ligt bloot hij ligt bloot wij liggen bloot jullie liggen bloot zij liggen bloot
|
| Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik blootlig dat jij blootligt dat hij blootligt dat wij blootliggen dat jullie blootliggen dat zij blootliggen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb blootgelegen jij hebt blootgelegen hij heeft blootgelegen wij hebben blootgelegen jullie hebben blootgelegen zij hebben blootgelegen
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik lag bloot jij lag bloot hij lag bloot wij lagen bloot jullie lagen bloot zij lagen bloot
|
| Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik blootlag dat jij blootlag dat hij blootlag dat wij blootlagen dat jullie blootlagen dat zij blootlagen
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had blootgelegen jij had blootgelegen hij had blootgelegen wij hadden blootgelegen jullie hadden blootgelegen zij hadden blootgelegen
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal blootliggen jij zult blootliggen hij zal blootliggen wij zullen blootliggen jullie zullen blootliggen zij zullen blootliggen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal blootgelegen hebben jij zult blootgelegen hebben hij zal blootgelegen hebben wij zullen blootgelegen hebben jullie zullen blootgelegen hebben zij zullen blootgelegen hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou blootliggen jij zou blootliggen hij zou blootliggen wij zouden blootliggen jullie zouden blootliggen zij zouden blootliggen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou blootgelegen hebben jij zou blootgelegen hebben hij zou blootgelegen hebben wij zouden blootgelegen hebben jullie zouden blootgelegen hebben zij zouden blootgelegen hebben
|
| Gebiedende wijs |
lig bloot
|
| Aanvoegende wijs |
| blootligge |