Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: blenden
DE: blenden    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
geblendet
blendend

Indikativ Präsens
ich blende
du blendest
er blendet
wir blenden
ihr blendet
sie; Sie blenden

Indikativ Perfekt
ich habe geblendet
du hast geblendet
er hat geblendet
wir haben geblendet
ihr habt geblendet
sie; Sie haben geblendet

Indikativ Präteritum
ich blendete
du blendetest
er blendete
wir blendeten
ihr blendetet
sie; Sie blendeten

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte geblendet
du hattest geblendet
er hatte geblendet
wir hatten geblendet
ihr hattet geblendet
sie; Sie hatten geblendet

Indikativ Futur I
ich werde blenden
du wirst blenden
er wird blenden
wir werden blenden
ihr werdet blenden
sie; Sie werden blenden

Indikativ Futur II
ich werde geblendet haben
du wirst geblendet haben
er wird geblendet haben
wir werden geblendet haben
ihr werdet geblendet haben
sie; Sie werden geblendet haben

Konjunktiv I Präsens
ich blende
du blendest
er blende
wir blenden
ihr blendet
sie; Sie blenden

Konjunktiv I Perfekt
ich habe geblendet
du habest geblendet
er habe geblendet
wir haben geblendet
ihr habet geblendet
sie; Sie haben geblendet

Konjunktiv II Präsens
ich blendete
du blendetest
er blendete
wir blendeten
ihr blendetet
sie; Sie blendeten

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte geblendet
du hättest geblendet
er hätte geblendet
wir hätten geblendet
ihr hättet geblendet
sie; Sie hätten geblendet

Konjunktiv II Futur I
ich würde blenden
du würdest blenden
er würde blenden
wir würden blenden
ihr würdet blenden
sie; Sie würden blenden

Konjunktiv II Futur II
ich würde geblendet haben
du würdest geblendet haben
er würde geblendet haben
wir würden geblendet haben
ihr würdet geblendet haben
sie; Sie würden geblendet haben

der Imperativ
du blende


Voorbeelden

  1. Manchmal blenden die uns.
    Soms verblinden ze ons.
  2. Willst du alle blenden?
    Wil je hen verblinden?
  3. Wir können sie blenden.
    We kunnen ze blind maken.
  4. Herr, sie blenden mich!
    Heer, ze hebben me verblind.
  5. Ich hab mich blenden lassen.
    Ik liet me meeslepen.
  6. Ziehen Sie die Blenden auf.
    Doe de luiken omhoog
  7. Damit kann man jemanden blenden.
    Deze doos zou verblinden.
  8. Sind die Blenden oben hochgezogen?
    Zijn boven de rolgordijnen naar beneden?
  9. Die lassen sich nicht blenden.
    Ze zullen erdoorheen kijken.
  10. Gott wird sie vor uns blenden.
    God zal ze verblinden voor ons.


NL: blenden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geblend

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik blend
jij blendt
hij blendt
wij blenden
jullie blenden
zij blenden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geblend
jij hebt geblend
hij heeft geblend
wij hebben geblend
jullie hebben geblend
zij hebben geblend

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik blendde
jij blendde
hij blendde
wij blendden
jullie blendden
zij blendden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geblend
jij had geblend
hij had geblend
wij hadden geblend
jullie hadden geblend
zij hadden geblend

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal blenden
jij zult blenden
hij zal blenden
wij zullen blenden
jullie zullen blenden
zij zullen blenden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geblend hebben
jij zult geblend hebben
hij zal geblend hebben
wij zullen geblend hebben
jullie zullen geblend hebben
zij zullen geblend hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou blenden
jij zou blenden
hij zou blenden
wij zouden blenden
jullie zouden blenden
zij zouden blenden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geblend hebben
jij zou geblend hebben
hij zou geblend hebben
wij zouden geblend hebben
jullie zouden geblend hebben
zij zouden geblend hebben

Gebiedende wijs
blend

Aanvoegende wijs
blende

Voorbeelden

  1. Terry Giondo hier met Master Blend 3000.
    Terry Giondo here for Master Blend 3000.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden