Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: blameren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geblameerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik blameer
jij blameert
hij blameert
wij blameren
jullie blameren
zij blameren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geblameerd
jij hebt geblameerd
hij heeft geblameerd
wij hebben geblameerd
jullie hebben geblameerd
zij hebben geblameerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik blameerde
jij blameerde
hij blameerde
wij blameerden
jullie blameerden
zij blameerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geblameerd
jij had geblameerd
hij had geblameerd
wij hadden geblameerd
jullie hadden geblameerd
zij hadden geblameerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal blameren
jij zult blameren
hij zal blameren
wij zullen blameren
jullie zullen blameren
zij zullen blameren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geblameerd hebben
jij zult geblameerd hebben
hij zal geblameerd hebben
wij zullen geblameerd hebben
jullie zullen geblameerd hebben
zij zullen geblameerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou blameren
jij zou blameren
hij zou blameren
wij zouden blameren
jullie zouden blameren
zij zouden blameren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geblameerd hebben
jij zou geblameerd hebben
hij zou geblameerd hebben
wij zouden geblameerd hebben
jullie zouden geblameerd hebben
zij zouden geblameerd hebben

Gebiedende wijs
blameer

Aanvoegende wijs
blamere

Voorbeelden

  1. Je bent bang dat ik me zal blameren en alles kapot maak.
    Are you afraid I will disgrace myself and ruin everything?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden