Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: blaken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geblaakt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik blaak
jij blaakt
hij blaakt
wij blaken
jullie blaken
zij blaken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geblaakt
jij hebt geblaakt
hij heeft geblaakt
wij hebben geblaakt
jullie hebben geblaakt
zij hebben geblaakt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik blaakte
jij blaakte
hij blaakte
wij blaakten
jullie blaakten
zij blaakten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geblaakt
jij had geblaakt
hij had geblaakt
wij hadden geblaakt
jullie hadden geblaakt
zij hadden geblaakt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal blaken
jij zult blaken
hij zal blaken
wij zullen blaken
jullie zullen blaken
zij zullen blaken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geblaakt hebben
jij zult geblaakt hebben
hij zal geblaakt hebben
wij zullen geblaakt hebben
jullie zullen geblaakt hebben
zij zullen geblaakt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou blaken
jij zou blaken
hij zou blaken
wij zouden blaken
jullie zouden blaken
zij zouden blaken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geblaakt hebben
jij zou geblaakt hebben
hij zou geblaakt hebben
wij zouden geblaakt hebben
jullie zouden geblaakt hebben
zij zouden geblaakt hebben

Gebiedende wijs
blaak

Aanvoegende wijs
blake

Voorbeelden

  1. In drie maanden worden de jonge kalveren rumoerig en blaken ze van gezondheid.
    In three months the young calves become boisterous and bounce with good health.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden