NL: bladeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gebladerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik blader jij bladert hij bladert wij bladeren jullie bladeren zij bladeren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gebladerd jij hebt gebladerd hij heeft gebladerd wij hebben gebladerd jullie hebben gebladerd zij hebben gebladerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik bladerde jij bladerde hij bladerde wij bladerden jullie bladerden zij bladerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gebladerd jij had gebladerd hij had gebladerd wij hadden gebladerd jullie hadden gebladerd zij hadden gebladerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal bladeren jij zult bladeren hij zal bladeren wij zullen bladeren jullie zullen bladeren zij zullen bladeren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gebladerd hebben jij zult gebladerd hebben hij zal gebladerd hebben wij zullen gebladerd hebben jullie zullen gebladerd hebben zij zullen gebladerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou bladeren jij zou bladeren hij zou bladeren wij zouden bladeren jullie zouden bladeren zij zouden bladeren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gebladerd hebben jij zou gebladerd hebben hij zou gebladerd hebben wij zouden gebladerd hebben jullie zouden gebladerd hebben zij zouden gebladerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
blader
|
| Aanvoegende wijs |
| bladere |