NL: birdwatchen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gebirdwatcht
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik birdwatch jij birdwatcht hij birdwatcht wij birdwatchen jullie birdwatchen zij birdwatchen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gebirdwatcht jij hebt gebirdwatcht hij heeft gebirdwatcht wij hebben gebirdwatcht jullie hebben gebirdwatcht zij hebben gebirdwatcht
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik birdwatchde jij birdwatchde hij birdwatchde wij birdwatchden jullie birdwatchden zij birdwatchden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gebirdwatcht jij had gebirdwatcht hij had gebirdwatcht wij hadden gebirdwatcht jullie hadden gebirdwatcht zij hadden gebirdwatcht
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal birdwatchen jij zult birdwatchen hij zal birdwatchen wij zullen birdwatchen jullie zullen birdwatchen zij zullen birdwatchen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gebirdwatcht hebben jij zult gebirdwatcht hebben hij zal gebirdwatcht hebben wij zullen gebirdwatcht hebben jullie zullen gebirdwatcht hebben zij zullen gebirdwatcht hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou birdwatchen jij zou birdwatchen hij zou birdwatchen wij zouden birdwatchen jullie zouden birdwatchen zij zouden birdwatchen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gebirdwatcht hebben jij zou gebirdwatcht hebben hij zou gebirdwatcht hebben wij zouden gebirdwatcht hebben jullie zouden gebirdwatcht hebben zij zouden gebirdwatcht hebben
|
| Gebiedende wijs |
birdwatch
|
| Aanvoegende wijs |
| birdwatche |