1. MWB
  2. Werkwoord vervoegen
  3. binnenbrengen

Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: binnenbrengen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
binnengebracht

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik breng binnen
jij brengt binnen
hij brengt binnen
wij brengen binnen
jullie brengen binnen
zij brengen binnen

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik binnenbreng
dat jij binnenbrengt
dat hij binnenbrengt
dat wij binnenbrengen
dat jullie binnenbrengen
dat zij binnenbrengen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb binnengebracht
jij hebt binnengebracht
hij heeft binnengebracht
wij hebben binnengebracht
jullie hebben binnengebracht
zij hebben binnengebracht

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik bracht binnen
jij bracht binnen
hij bracht binnen
wij brachten binnen
jullie brachten binnen
zij brachten binnen

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik binnenbracht
dat jij binnenbracht
dat hij binnenbracht
dat wij binnenbrachten
dat jullie binnenbrachten
dat zij binnenbrachten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had binnengebracht
jij had binnengebracht
hij had binnengebracht
wij hadden binnengebracht
jullie hadden binnengebracht
zij hadden binnengebracht

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal binnenbrengen
jij zult binnenbrengen
hij zal binnenbrengen
wij zullen binnenbrengen
jullie zullen binnenbrengen
zij zullen binnenbrengen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal binnengebracht hebben
jij zult binnengebracht hebben
hij zal binnengebracht hebben
wij zullen binnengebracht hebben
jullie zullen binnengebracht hebben
zij zullen binnengebracht hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou binnenbrengen
jij zou binnenbrengen
hij zou binnenbrengen
wij zouden binnenbrengen
jullie zouden binnenbrengen
zij zouden binnenbrengen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou binnengebracht hebben
jij zou binnengebracht hebben
hij zou binnengebracht hebben
wij zouden binnengebracht hebben
jullie zouden binnengebracht hebben
zij zouden binnengebracht hebben

Gebiedende wijs
breng binnen

Aanvoegende wijs
binnenbrenge

Voorbeelden

  1. Breng binnen de saaie politieagent.
    Enter the boring policeman.
  2. Ze moest hem binnenbrengen.
    She had to bring him in here.
  3. Zal ik ze binnenbrengen?
    Shall I bring them in?
  4. Laten we hem binnenbrengen.
    Let 's get him inside.
  5. Laat me je binnenbrengen.
    Let me take you inside.
  6. Je moest Al Jenkins binnenbrengen.
    You 're meant to be bringing Al Jenkins in.
  7. Kun je het ruimteveer binnenbrengen?
    Can you bring the shuttlepod in?
  8. Laat me hem morgen binnenbrengen.
    Let me bring him in tomorrow.
  9. Bedankt, kan je dat binnenbrengen?
    Thank you. Run that in for me?
  10. Zal ik de thee binnenbrengen?
    Shall I bring your tea in?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden



Vaakst vervoegd

Hier zie je een overzicht van de 30 vaakst vervoegde werkwoorden voor de vijf talen die we op mijnwoordenboek gebruiken.

Nederlandse werkwoorden

willen verdienen worden zijn vinden bedoelen kunnen houden hebben meten vermelden vertellen varen gelden beantwoorden zeggen bestellen begeleiden updaten reizen bereiden leiden plannen gaan verwijderen stelen bidden besteden denken bellen

Franse werkwoorden

être avoir aller faire pouvoir vouloir venir devoir voir prendre savoir partir connaître recevoir dire mettre finir lire boire choisir envoyer sortir falloir dormir écrire appeler croire manger devenir vivre

Duitse werkwoorden

sein werden haben können mögen gehen wollen müssen essen finden sehen stressen lesen dürfen fahren misten sollen kommen nehmen tun machen geben sprechen lassen helfen laufen arbeiten wohnen schlafen halten

Spaanse werkwoorden

ser sentir tener hacer ver teñir ir estar servir haber poder mentir querer dar fuir saber decir hablar salir empezar volver comer seguir vivir gustar pedir encontrar grillarse latir pensar llamar conocer preferir jugar llegar

Engelse werkwoorden

send read be have spend choose go lead mean hear teach lie think see quit can do build meet take say get run fall fair buy put eat lay make learn wear begin barbecue will give find want know drink work write try