NL: bikepoolen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gebikepoold
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik bikepool jij bikepoolt hij bikepoolt wij bikepoolen jullie bikepoolen zij bikepoolen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gebikepoold jij hebt gebikepoold hij heeft gebikepoold wij hebben gebikepoold jullie hebben gebikepoold zij hebben gebikepoold
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik bikepoolde jij bikepoolde hij bikepoolde wij bikepoolden jullie bikepoolden zij bikepoolden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gebikepoold jij had gebikepoold hij had gebikepoold wij hadden gebikepoold jullie hadden gebikepoold zij hadden gebikepoold
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal bikepoolen jij zult bikepoolen hij zal bikepoolen wij zullen bikepoolen jullie zullen bikepoolen zij zullen bikepoolen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gebikepoold hebben jij zult gebikepoold hebben hij zal gebikepoold hebben wij zullen gebikepoold hebben jullie zullen gebikepoold hebben zij zullen gebikepoold hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou bikepoolen jij zou bikepoolen hij zou bikepoolen wij zouden bikepoolen jullie zouden bikepoolen zij zouden bikepoolen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gebikepoold hebben jij zou gebikepoold hebben hij zou gebikepoold hebben wij zouden gebikepoold hebben jullie zouden gebikepoold hebben zij zouden gebikepoold hebben
|
| Gebiedende wijs |
bikepool
|
| Aanvoegende wijs |
| bikepoole |