Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: bijtanken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
bijgetankt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik tank bij
jij tankt bij
hij tankt bij
wij tanken bij
jullie tanken bij
zij tanken bij

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik bijtank
dat jij bijtankt
dat hij bijtankt
dat wij bijtanken
dat jullie bijtanken
dat zij bijtanken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb bijgetankt
jij hebt bijgetankt
hij heeft bijgetankt
wij hebben bijgetankt
jullie hebben bijgetankt
zij hebben bijgetankt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik tankte bij
jij tankte bij
hij tankte bij
wij tankten bij
jullie tankten bij
zij tankten bij

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik bijtankte
dat jij bijtankte
dat hij bijtankte
dat wij bijtankten
dat jullie bijtankten
dat zij bijtankten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had bijgetankt
jij had bijgetankt
hij had bijgetankt
wij hadden bijgetankt
jullie hadden bijgetankt
zij hadden bijgetankt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal bijtanken
jij zult bijtanken
hij zal bijtanken
wij zullen bijtanken
jullie zullen bijtanken
zij zullen bijtanken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal bijgetankt hebben
jij zult bijgetankt hebben
hij zal bijgetankt hebben
wij zullen bijgetankt hebben
jullie zullen bijgetankt hebben
zij zullen bijgetankt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou bijtanken
jij zou bijtanken
hij zou bijtanken
wij zouden bijtanken
jullie zouden bijtanken
zij zouden bijtanken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou bijgetankt hebben
jij zou bijgetankt hebben
hij zou bijgetankt hebben
wij zouden bijgetankt hebben
jullie zouden bijgetankt hebben
zij zouden bijgetankt hebben

Gebiedende wijs
tank bij

Aanvoegende wijs
bijtanke

Voorbeelden

  1. Nu bijtanken 0.02.
    Refuel at heading 0.02.
  2. Ik moet bijtanken.
    I need some fuel!
  3. We moeten bijtanken.
    We need to fuel up.
  4. Kan ik hier bijtanken?
    Any chance I can fill up?
  5. Sweet Lou moet bijtanken.
    Sweet Lou needs fuel.
  6. Waar kun je bijtanken?
    Where you can stock up?
  7. Ik ga eens goed bijtanken.
    I 'm gonna get some serious R and R.
  8. We kunnen beter hier bijtanken.
    We better top up up here.
  9. Hoe zit het met bijtanken?
    How do we go about refueling?
  10. Weet je wat, ik moet bijtanken.
    You know what, i have to refuel.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden