Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: bijhouden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
bijgehouden

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik houd bij
jij houdt bij
hij houdt bij
wij houden bij
jullie houden bij
zij houden bij

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik bijhoud
dat jij bijhoudt
dat hij bijhoudt
dat wij bijhouden
dat jullie bijhouden
dat zij bijhouden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb bijgehouden
jij hebt bijgehouden
hij heeft bijgehouden
wij hebben bijgehouden
jullie hebben bijgehouden
zij hebben bijgehouden

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik hield bij
jij hield bij
hij hield bij
wij hielden bij
jullie hielden bij
zij hielden bij

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik bijhield
dat jij bijhield
dat hij bijhield
dat wij bijhielden
dat jullie bijhielden
dat zij bijhielden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had bijgehouden
jij had bijgehouden
hij had bijgehouden
wij hadden bijgehouden
jullie hadden bijgehouden
zij hadden bijgehouden

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal bijhouden
jij zult bijhouden
hij zal bijhouden
wij zullen bijhouden
jullie zullen bijhouden
zij zullen bijhouden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal bijgehouden hebben
jij zult bijgehouden hebben
hij zal bijgehouden hebben
wij zullen bijgehouden hebben
jullie zullen bijgehouden hebben
zij zullen bijgehouden hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou bijhouden
jij zou bijhouden
hij zou bijhouden
wij zouden bijhouden
jullie zouden bijhouden
zij zouden bijhouden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou bijgehouden hebben
jij zou bijgehouden hebben
hij zou bijgehouden hebben
wij zouden bijgehouden hebben
jullie zouden bijgehouden hebben
zij zouden bijgehouden hebben

Gebiedende wijs
houd bij

Aanvoegende wijs
bijhoude

Voorbeelden

  1. Wapens bijhouden?
    Keeping track of guns?
  2. Kom op, bijhouden!
    Come on, keep up!
  3. Kim, hoofd bijhouden.
    Kim, keep it together.
  4. Het huis bijhouden?
    Tend to the house?
  5. Wie kan' t bijhouden?
    Who can keep track?
  6. Je moet het bijhouden.
    You gotta keep up.
  7. Moeten we dit bijhouden?
    We get to keep these?
  8. Iemand moest het bijhouden.
    Someone 's got to keep track.
  9. Gaat u aanwezigheid bijhouden?
    Are you gonna take attendance?
  10. Moet ik deze bijhouden?
    Should I save these?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden