NL: bijdragen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
bijgedragen
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik draag bij jij draagt bij hij draagt bij wij dragen bij jullie dragen bij zij dragen bij
|
| Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik bijdraag dat jij bijdraagt dat hij bijdraagt dat wij bijdragen dat jullie bijdragen dat zij bijdragen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb bijgedragen jij hebt bijgedragen hij heeft bijgedragen wij hebben bijgedragen jullie hebben bijgedragen zij hebben bijgedragen
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik droeg bij jij droeg bij hij droeg bij wij droegen bij jullie droegen bij zij droegen bij
|
| Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik bijdroeg dat jij bijdroeg dat hij bijdroeg dat wij bijdroegen dat jullie bijdroegen dat zij bijdroegen
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had bijgedragen jij had bijgedragen hij had bijgedragen wij hadden bijgedragen jullie hadden bijgedragen zij hadden bijgedragen
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal bijdragen jij zult bijdragen hij zal bijdragen wij zullen bijdragen jullie zullen bijdragen zij zullen bijdragen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal bijgedragen hebben jij zult bijgedragen hebben hij zal bijgedragen hebben wij zullen bijgedragen hebben jullie zullen bijgedragen hebben zij zullen bijgedragen hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou bijdragen jij zou bijdragen hij zou bijdragen wij zouden bijdragen jullie zouden bijdragen zij zouden bijdragen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou bijgedragen hebben jij zou bijgedragen hebben hij zou bijgedragen hebben wij zouden bijgedragen hebben jullie zouden bijgedragen hebben zij zouden bijgedragen hebben
|
| Gebiedende wijs |
draag bij
|
| Aanvoegende wijs |
| bijdrage |