Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: bijdraaien

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
bijgedraaid

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik draai bij
jij draait bij
hij draait bij
wij draaien bij
jullie draaien bij
zij draaien bij

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik bijdraai
dat jij bijdraait
dat hij bijdraait
dat wij bijdraaien
dat jullie bijdraaien
dat zij bijdraaien

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb bijgedraaid
jij hebt bijgedraaid
hij heeft bijgedraaid
wij hebben bijgedraaid
jullie hebben bijgedraaid
zij hebben bijgedraaid

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik draaide bij
jij draaide bij
hij draaide bij
wij draaiden bij
jullie draaiden bij
zij draaiden bij

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik bijdraaide
dat jij bijdraaide
dat hij bijdraaide
dat wij bijdraaiden
dat jullie bijdraaiden
dat zij bijdraaiden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had bijgedraaid
jij had bijgedraaid
hij had bijgedraaid
wij hadden bijgedraaid
jullie hadden bijgedraaid
zij hadden bijgedraaid

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal bijdraaien
jij zult bijdraaien
hij zal bijdraaien
wij zullen bijdraaien
jullie zullen bijdraaien
zij zullen bijdraaien

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal bijgedraaid hebben
jij zult bijgedraaid hebben
hij zal bijgedraaid hebben
wij zullen bijgedraaid hebben
jullie zullen bijgedraaid hebben
zij zullen bijgedraaid hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou bijdraaien
jij zou bijdraaien
hij zou bijdraaien
wij zouden bijdraaien
jullie zouden bijdraaien
zij zouden bijdraaien

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou bijgedraaid hebben
jij zou bijgedraaid hebben
hij zou bijgedraaid hebben
wij zouden bijgedraaid hebben
jullie zouden bijgedraaid hebben
zij zouden bijgedraaid hebben

Gebiedende wijs
draai bij

Aanvoegende wijs
bijdraaie

Voorbeelden

  1. Ik zeg het je, je hebt teveel draai bij je afslag.
    I 'm telling you, you got too much turn in your backswing.
  2. Stoppen of bijdraaien.
    Stop or heave to.
  3. Hij zal wel bijdraaien.
    And he 'll come around.
  4. Ze kunnen nog bijdraaien.
    It could come around.
  5. Ze gaan wel bijdraaien.
    They 'll come around.
  6. Peter zal uiteindelijk wel bijdraaien.
    Peter will come around eventually.
  7. Die moet uit zichzelf bijdraaien.
    He 'll come around in time.
  8. Ik wil hem gewoon laten bijdraaien.
    I 'm just wanna talk some sense into him.
  9. Kind, de rest zal ook bijdraaien.
    Kid, the others are gonna come around.
  10. Ik wist dat je zou bijdraaien.
    I knew you 'd come around.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden