NL: bezoeken U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
bezocht
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik bezoek jij bezoekt hij bezoekt wij bezoeken jullie bezoeken zij bezoeken
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb bezocht jij hebt bezocht hij heeft bezocht wij hebben bezocht jullie hebben bezocht zij hebben bezocht
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik bezocht jij bezocht hij bezocht wij bezochten jullie bezochten zij bezochten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had bezocht jij had bezocht hij had bezocht wij hadden bezocht jullie hadden bezocht zij hadden bezocht
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal bezoeken jij zult bezoeken hij zal bezoeken wij zullen bezoeken jullie zullen bezoeken zij zullen bezoeken
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal bezocht hebben jij zult bezocht hebben hij zal bezocht hebben wij zullen bezocht hebben jullie zullen bezocht hebben zij zullen bezocht hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou bezoeken jij zou bezoeken hij zou bezoeken wij zouden bezoeken jullie zouden bezoeken zij zouden bezoeken
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou bezocht hebben jij zou bezocht hebben hij zou bezocht hebben wij zouden bezocht hebben jullie zouden bezocht hebben zij zouden bezocht hebben
|
| Gebiedende wijs |
bezoek
|
| Aanvoegende wijs |
| bezoeke |