NL: bewieroken U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
bewierookt
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik bewierook jij bewierookt hij bewierookt wij bewieroken jullie bewieroken zij bewieroken
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb bewierookt jij hebt bewierookt hij heeft bewierookt wij hebben bewierookt jullie hebben bewierookt zij hebben bewierookt
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik bewierookte jij bewierookte hij bewierookte wij bewierookten jullie bewierookten zij bewierookten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had bewierookt jij had bewierookt hij had bewierookt wij hadden bewierookt jullie hadden bewierookt zij hadden bewierookt
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal bewieroken jij zult bewieroken hij zal bewieroken wij zullen bewieroken jullie zullen bewieroken zij zullen bewieroken
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal bewierookt hebben jij zult bewierookt hebben hij zal bewierookt hebben wij zullen bewierookt hebben jullie zullen bewierookt hebben zij zullen bewierookt hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou bewieroken jij zou bewieroken hij zou bewieroken wij zouden bewieroken jullie zouden bewieroken zij zouden bewieroken
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou bewierookt hebben jij zou bewierookt hebben hij zou bewierookt hebben wij zouden bewierookt hebben jullie zouden bewierookt hebben zij zouden bewierookt hebben
|
| Gebiedende wijs |
bewierook
|
| Aanvoegende wijs |
| bewieroke |