NL: bewerken U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
bewerkt
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik bewerk jij bewerkt hij bewerkt wij bewerken jullie bewerken zij bewerken
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb bewerkt jij hebt bewerkt hij heeft bewerkt wij hebben bewerkt jullie hebben bewerkt zij hebben bewerkt
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik bewerkte jij bewerkte hij bewerkte wij bewerkten jullie bewerkten zij bewerkten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had bewerkt jij had bewerkt hij had bewerkt wij hadden bewerkt jullie hadden bewerkt zij hadden bewerkt
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal bewerken jij zult bewerken hij zal bewerken wij zullen bewerken jullie zullen bewerken zij zullen bewerken
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal bewerkt hebben jij zult bewerkt hebben hij zal bewerkt hebben wij zullen bewerkt hebben jullie zullen bewerkt hebben zij zullen bewerkt hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou bewerken jij zou bewerken hij zou bewerken wij zouden bewerken jullie zouden bewerken zij zouden bewerken
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou bewerkt hebben jij zou bewerkt hebben hij zou bewerkt hebben wij zouden bewerkt hebben jullie zouden bewerkt hebben zij zouden bewerkt hebben
|
| Gebiedende wijs |
bewerk
|
| Aanvoegende wijs |
| bewerke |