NL: bewegwijzeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
bewegwijzerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik bewegwijzer jij bewegwijzert hij bewegwijzert wij bewegwijzeren jullie bewegwijzeren zij bewegwijzeren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb bewegwijzerd jij hebt bewegwijzerd hij heeft bewegwijzerd wij hebben bewegwijzerd jullie hebben bewegwijzerd zij hebben bewegwijzerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik bewegwijzerde jij bewegwijzerde hij bewegwijzerde wij bewegwijzerden jullie bewegwijzerden zij bewegwijzerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had bewegwijzerd jij had bewegwijzerd hij had bewegwijzerd wij hadden bewegwijzerd jullie hadden bewegwijzerd zij hadden bewegwijzerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal bewegwijzeren jij zult bewegwijzeren hij zal bewegwijzeren wij zullen bewegwijzeren jullie zullen bewegwijzeren zij zullen bewegwijzeren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal bewegwijzerd hebben jij zult bewegwijzerd hebben hij zal bewegwijzerd hebben wij zullen bewegwijzerd hebben jullie zullen bewegwijzerd hebben zij zullen bewegwijzerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou bewegwijzeren jij zou bewegwijzeren hij zou bewegwijzeren wij zouden bewegwijzeren jullie zouden bewegwijzeren zij zouden bewegwijzeren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou bewegwijzerd hebben jij zou bewegwijzerd hebben hij zou bewegwijzerd hebben wij zouden bewegwijzerd hebben jullie zouden bewegwijzerd hebben zij zouden bewegwijzerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
bewegwijzer
|
| Aanvoegende wijs |
| bewegwijzere |