Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: bevissen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
bevist

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik bevis
jij bevist
hij bevist
wij bevissen
jullie bevissen
zij bevissen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb bevist
jij hebt bevist
hij heeft bevist
wij hebben bevist
jullie hebben bevist
zij hebben bevist

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik beviste
jij beviste
hij beviste
wij bevisten
jullie bevisten
zij bevisten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had bevist
jij had bevist
hij had bevist
wij hadden bevist
jullie hadden bevist
zij hadden bevist

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal bevissen
jij zult bevissen
hij zal bevissen
wij zullen bevissen
jullie zullen bevissen
zij zullen bevissen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal bevist hebben
jij zult bevist hebben
hij zal bevist hebben
wij zullen bevist hebben
jullie zullen bevist hebben
zij zullen bevist hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou bevissen
jij zou bevissen
hij zou bevissen
wij zouden bevissen
jullie zouden bevissen
zij zouden bevissen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou bevist hebben
jij zou bevist hebben
hij zou bevist hebben
wij zouden bevist hebben
jullie zouden bevist hebben
zij zouden bevist hebben

Gebiedende wijs
bevis

Aanvoegende wijs
bevisse

Voorbeelden

  1. Maar hoe zit het met haar huwelijk met Bevis?
    But what of her marriage to Bevis?
  2. Bevis heeft me in zijn leven niets dan ellende gebracht.
    Bevis brought me nothing but unhappiness in life.
  3. Het lijkt er op dat Bevis en zij elkaar al snel beu waren en uit elkaar gingen.
    It seems Bevis and the lady tired of each other quickly and parted.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden