NL: bevatten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
bevat
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik bevat jij bevat hij bevat wij bevatten jullie bevatten zij bevatten
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb bevat jij hebt bevat hij heeft bevat wij hebben bevat jullie hebben bevat zij hebben bevat
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik bevatte jij bevatte hij bevatte wij bevatten jullie bevatten zij bevatten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had bevat jij had bevat hij had bevat wij hadden bevat jullie hadden bevat zij hadden bevat
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal bevatten jij zult bevatten hij zal bevatten wij zullen bevatten jullie zullen bevatten zij zullen bevatten
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal bevat hebben jij zult bevat hebben hij zal bevat hebben wij zullen bevat hebben jullie zullen bevat hebben zij zullen bevat hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou bevatten jij zou bevatten hij zou bevatten wij zouden bevatten jullie zouden bevatten zij zouden bevatten
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou bevat hebben jij zou bevat hebben hij zou bevat hebben wij zouden bevat hebben jullie zouden bevat hebben zij zouden bevat hebben
|
| Gebiedende wijs |
bevat
|
| Aanvoegende wijs |
| bevatte |