Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: betrouwen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
betrouwd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik betrouw
jij betrouwt
hij betrouwt
wij betrouwen
jullie betrouwen
zij betrouwen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb betrouwd
jij hebt betrouwd
hij heeft betrouwd
wij hebben betrouwd
jullie hebben betrouwd
zij hebben betrouwd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik betrouwde
jij betrouwde
hij betrouwde
wij betrouwden
jullie betrouwden
zij betrouwden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had betrouwd
jij had betrouwd
hij had betrouwd
wij hadden betrouwd
jullie hadden betrouwd
zij hadden betrouwd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal betrouwen
jij zult betrouwen
hij zal betrouwen
wij zullen betrouwen
jullie zullen betrouwen
zij zullen betrouwen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal betrouwd hebben
jij zult betrouwd hebben
hij zal betrouwd hebben
wij zullen betrouwd hebben
jullie zullen betrouwd hebben
zij zullen betrouwd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou betrouwen
jij zou betrouwen
hij zou betrouwen
wij zouden betrouwen
jullie zouden betrouwen
zij zouden betrouwen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou betrouwd hebben
jij zou betrouwd hebben
hij zou betrouwd hebben
wij zouden betrouwd hebben
jullie zouden betrouwd hebben
zij zouden betrouwd hebben

Gebiedende wijs
betrouw

Aanvoegende wijs
betrouwe

Voorbeelden

  1. Ik zei toch om haar niet te betrouwen!
    I told you not to trust her!

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden