NL: betreden U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
betreden
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik betreed jij betreedt hij betreedt wij betreden jullie betreden zij betreden
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb betreden jij hebt betreden hij heeft betreden wij hebben betreden jullie hebben betreden zij hebben betreden
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik betrad jij betrad hij betrad wij betraden jullie betraden zij betraden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had betreden jij had betreden hij had betreden wij hadden betreden jullie hadden betreden zij hadden betreden
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal betreden jij zult betreden hij zal betreden wij zullen betreden jullie zullen betreden zij zullen betreden
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal betreden hebben jij zult betreden hebben hij zal betreden hebben wij zullen betreden hebben jullie zullen betreden hebben zij zullen betreden hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou betreden jij zou betreden hij zou betreden wij zouden betreden jullie zouden betreden zij zouden betreden
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou betreden hebben jij zou betreden hebben hij zou betreden hebben wij zouden betreden hebben jullie zouden betreden hebben zij zouden betreden hebben
|
| Gebiedende wijs |
betreed
|
| Aanvoegende wijs |
| betrede |