NL: betoveren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
betoverd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik betover jij betovert hij betovert wij betoveren jullie betoveren zij betoveren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb betoverd jij hebt betoverd hij heeft betoverd wij hebben betoverd jullie hebben betoverd zij hebben betoverd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik betoverde jij betoverde hij betoverde wij betoverden jullie betoverden zij betoverden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had betoverd jij had betoverd hij had betoverd wij hadden betoverd jullie hadden betoverd zij hadden betoverd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal betoveren jij zult betoveren hij zal betoveren wij zullen betoveren jullie zullen betoveren zij zullen betoveren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal betoverd hebben jij zult betoverd hebben hij zal betoverd hebben wij zullen betoverd hebben jullie zullen betoverd hebben zij zullen betoverd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou betoveren jij zou betoveren hij zou betoveren wij zouden betoveren jullie zouden betoveren zij zouden betoveren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou betoverd hebben jij zou betoverd hebben hij zou betoverd hebben wij zouden betoverd hebben jullie zouden betoverd hebben zij zouden betoverd hebben
|
| Gebiedende wijs |
betover
|
| Aanvoegende wijs |
| betovere |