NL: betogen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
betoogd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik betoog jij betoogt hij betoogt wij betogen jullie betogen zij betogen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb betoogd jij hebt betoogd hij heeft betoogd wij hebben betoogd jullie hebben betoogd zij hebben betoogd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik betoogde jij betoogde hij betoogde wij betoogden jullie betoogden zij betoogden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had betoogd jij had betoogd hij had betoogd wij hadden betoogd jullie hadden betoogd zij hadden betoogd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal betogen jij zult betogen hij zal betogen wij zullen betogen jullie zullen betogen zij zullen betogen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal betoogd hebben jij zult betoogd hebben hij zal betoogd hebben wij zullen betoogd hebben jullie zullen betoogd hebben zij zullen betoogd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou betogen jij zou betogen hij zou betogen wij zouden betogen jullie zouden betogen zij zouden betogen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou betoogd hebben jij zou betoogd hebben hij zou betoogd hebben wij zouden betoogd hebben jullie zouden betoogd hebben zij zouden betoogd hebben
|
Gebiedende wijs |
betoog
|
Aanvoegende wijs |
betoge |