NL: besuikeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
besuikerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik besuiker jij besuikert hij besuikert wij besuikeren jullie besuikeren zij besuikeren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb besuikerd jij hebt besuikerd hij heeft besuikerd wij hebben besuikerd jullie hebben besuikerd zij hebben besuikerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik besuikerde jij besuikerde hij besuikerde wij besuikerden jullie besuikerden zij besuikerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had besuikerd jij had besuikerd hij had besuikerd wij hadden besuikerd jullie hadden besuikerd zij hadden besuikerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal besuikeren jij zult besuikeren hij zal besuikeren wij zullen besuikeren jullie zullen besuikeren zij zullen besuikeren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal besuikerd hebben jij zult besuikerd hebben hij zal besuikerd hebben wij zullen besuikerd hebben jullie zullen besuikerd hebben zij zullen besuikerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou besuikeren jij zou besuikeren hij zou besuikeren wij zouden besuikeren jullie zouden besuikeren zij zouden besuikeren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou besuikerd hebben jij zou besuikerd hebben hij zou besuikerd hebben wij zouden besuikerd hebben jullie zouden besuikerd hebben zij zouden besuikerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
besuiker
|
| Aanvoegende wijs |
| besuikere |