NL: bestormen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
bestormd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik bestorm jij bestormt hij bestormt wij bestormen jullie bestormen zij bestormen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb bestormd jij hebt bestormd hij heeft bestormd wij hebben bestormd jullie hebben bestormd zij hebben bestormd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik bestormde jij bestormde hij bestormde wij bestormden jullie bestormden zij bestormden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had bestormd jij had bestormd hij had bestormd wij hadden bestormd jullie hadden bestormd zij hadden bestormd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal bestormen jij zult bestormen hij zal bestormen wij zullen bestormen jullie zullen bestormen zij zullen bestormen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal bestormd hebben jij zult bestormd hebben hij zal bestormd hebben wij zullen bestormd hebben jullie zullen bestormd hebben zij zullen bestormd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou bestormen jij zou bestormen hij zou bestormen wij zouden bestormen jullie zouden bestormen zij zouden bestormen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou bestormd hebben jij zou bestormd hebben hij zou bestormd hebben wij zouden bestormd hebben jullie zouden bestormd hebben zij zouden bestormd hebben
|
Gebiedende wijs |
bestorm
|
Aanvoegende wijs |
bestorme |