NL: bestijgen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
bestegen
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik bestijg jij bestijgt hij bestijgt wij bestijgen jullie bestijgen zij bestijgen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik ben bestegen jij bent bestegen hij is bestegen wij zijn bestegen jullie zijn bestegen zij zijn bestegen
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik besteeg jij besteeg hij besteeg wij bestegen jullie bestegen zij bestegen
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik was bestegen jij was bestegen hij was bestegen wij waren bestegen jullie waren bestegen zij waren bestegen
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal bestijgen jij zult bestijgen hij zal bestijgen wij zullen bestijgen jullie zullen bestijgen zij zullen bestijgen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal bestegen zijn jij zult bestegen zijn hij zal bestegen zijn wij zullen bestegen zijn jullie zullen bestegen zijn zij zullen bestegen zijn
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou bestijgen jij zou bestijgen hij zou bestijgen wij zouden bestijgen jullie zouden bestijgen zij zouden bestijgen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou bestegen zijn jij zou bestegen zijn hij zou bestegen zijn wij zouden bestegen zijn jullie zouden bestegen zijn zij zouden bestegen zijn
|
| Gebiedende wijs |
bestijg
|
| Aanvoegende wijs |
| bestijge |