Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: bespuiten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
bespoten

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik bespuit
jij bespuit
hij bespuit
wij bespuiten
jullie bespuiten
zij bespuiten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb bespoten
jij hebt bespoten
hij heeft bespoten
wij hebben bespoten
jullie hebben bespoten
zij hebben bespoten

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik bespoot
jij bespoot
hij bespoot
wij bespoten
jullie bespoten
zij bespoten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had bespoten
jij had bespoten
hij had bespoten
wij hadden bespoten
jullie hadden bespoten
zij hadden bespoten

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal bespuiten
jij zult bespuiten
hij zal bespuiten
wij zullen bespuiten
jullie zullen bespuiten
zij zullen bespuiten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal bespoten hebben
jij zult bespoten hebben
hij zal bespoten hebben
wij zullen bespoten hebben
jullie zullen bespoten hebben
zij zullen bespoten hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou bespuiten
jij zou bespuiten
hij zou bespuiten
wij zouden bespuiten
jullie zouden bespuiten
zij zouden bespuiten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou bespoten hebben
jij zou bespoten hebben
hij zou bespoten hebben
wij zouden bespoten hebben
jullie zouden bespoten hebben
zij zouden bespoten hebben

Gebiedende wijs
bespuit

Aanvoegende wijs
bespuite

Voorbeelden

  1. Maar hoe bespuit je de schurken dan?
    How do you spray the bad guys?
  2. Je gaat' m toch niet bespuiten?
    You 're not gonna spray that car?
  3. Je kunt ze daar tegenwoordig tegen bespuiten.
    They make a chemical now that you can use to fireproof a tree.
  4. Ik wilde altijd al iemand met peperspray bespuiten.
    I 've just always wanted to pepper spray someone.
  5. Toen ik 16 was, daagde mijn vriend mij uit om mijn gezicht met zuur te bespuiten.
    When I was 16, a friend dared me to douse my face with acid.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden