NL: bespotten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
bespot
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik bespot jij bespot hij bespot wij bespotten jullie bespotten zij bespotten
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb bespot jij hebt bespot hij heeft bespot wij hebben bespot jullie hebben bespot zij hebben bespot
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik bespotte jij bespotte hij bespotte wij bespotten jullie bespotten zij bespotten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had bespot jij had bespot hij had bespot wij hadden bespot jullie hadden bespot zij hadden bespot
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal bespotten jij zult bespotten hij zal bespotten wij zullen bespotten jullie zullen bespotten zij zullen bespotten
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal bespot hebben jij zult bespot hebben hij zal bespot hebben wij zullen bespot hebben jullie zullen bespot hebben zij zullen bespot hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou bespotten jij zou bespotten hij zou bespotten wij zouden bespotten jullie zouden bespotten zij zouden bespotten
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou bespot hebben jij zou bespot hebben hij zou bespot hebben wij zouden bespot hebben jullie zouden bespot hebben zij zouden bespot hebben
|
| Gebiedende wijs |
bespot
|
| Aanvoegende wijs |
| bespotte |