Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: bespoedigen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
bespoedigd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik bespoedig
jij bespoedigt
hij bespoedigt
wij bespoedigen
jullie bespoedigen
zij bespoedigen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb bespoedigd
jij hebt bespoedigd
hij heeft bespoedigd
wij hebben bespoedigd
jullie hebben bespoedigd
zij hebben bespoedigd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik bespoedigde
jij bespoedigde
hij bespoedigde
wij bespoedigden
jullie bespoedigden
zij bespoedigden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had bespoedigd
jij had bespoedigd
hij had bespoedigd
wij hadden bespoedigd
jullie hadden bespoedigd
zij hadden bespoedigd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal bespoedigen
jij zult bespoedigen
hij zal bespoedigen
wij zullen bespoedigen
jullie zullen bespoedigen
zij zullen bespoedigen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal bespoedigd hebben
jij zult bespoedigd hebben
hij zal bespoedigd hebben
wij zullen bespoedigd hebben
jullie zullen bespoedigd hebben
zij zullen bespoedigd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou bespoedigen
jij zou bespoedigen
hij zou bespoedigen
wij zouden bespoedigen
jullie zouden bespoedigen
zij zouden bespoedigen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou bespoedigd hebben
jij zou bespoedigd hebben
hij zou bespoedigd hebben
wij zouden bespoedigd hebben
jullie zouden bespoedigd hebben
zij zouden bespoedigd hebben

Gebiedende wijs
bespoedig

Aanvoegende wijs
bespoedige

Voorbeelden

  1. Zou je dat niet bespoedig?
    I thought you put a rush on that.
  2. BuZa moet dat bespoedigen.
    The State has to expedite that.
  3. Ik probeer het te bespoedigen.
    I 'm trying to expedite it.
  4. Ik zal mijn terugkeer bespoedigen.
    I will make some speed of my return.
  5. Misschien kunnen ze het bespoedigen.
    Maybe they can expedite it.
  6. We zullen uw order bespoedigen
    We’ll speed up your order
  7. Zouden we dit wat kunnen bespoedigen?
    Do you think that we could speed this up?
  8. Dus vroeg hij ons... om zaken te bespoedigen.
    So he asked us to expedite matters.
  9. Kan ik niets doen om mijn herstel te bespoedigen?
    Isn 't there anything I can do to speed up my recovery?
  10. Ik zoek een manier om de testwijze te bespoedigen.
    I 'm looking to find a way of speeding up the testing process.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden