NL: bespeuren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
bespeurd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik bespeur jij bespeurt hij bespeurt wij bespeuren jullie bespeuren zij bespeuren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb bespeurd jij hebt bespeurd hij heeft bespeurd wij hebben bespeurd jullie hebben bespeurd zij hebben bespeurd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik bespeurde jij bespeurde hij bespeurde wij bespeurden jullie bespeurden zij bespeurden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had bespeurd jij had bespeurd hij had bespeurd wij hadden bespeurd jullie hadden bespeurd zij hadden bespeurd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal bespeuren jij zult bespeuren hij zal bespeuren wij zullen bespeuren jullie zullen bespeuren zij zullen bespeuren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal bespeurd hebben jij zult bespeurd hebben hij zal bespeurd hebben wij zullen bespeurd hebben jullie zullen bespeurd hebben zij zullen bespeurd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou bespeuren jij zou bespeuren hij zou bespeuren wij zouden bespeuren jullie zouden bespeuren zij zouden bespeuren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou bespeurd hebben jij zou bespeurd hebben hij zou bespeurd hebben wij zouden bespeurd hebben jullie zouden bespeurd hebben zij zouden bespeurd hebben
|
Gebiedende wijs |
bespeur
|
Aanvoegende wijs |
bespeure |