Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: bespannen
NL: bespannen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
bespannen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik bespan
jij bespant
hij bespant
wij bespannen
jullie bespannen
zij bespannen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb bespannen
jij hebt bespannen
hij heeft bespannen
wij hebben bespannen
jullie hebben bespannen
zij hebben bespannen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik bespande
jij bespande
hij bespande
wij bespanden
jullie bespanden
zij bespanden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had bespannen
jij had bespannen
hij had bespannen
wij hadden bespannen
jullie hadden bespannen
zij hadden bespannen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal bespannen
jij zult bespannen
hij zal bespannen
wij zullen bespannen
jullie zullen bespannen
zij zullen bespannen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal bespannen hebben
jij zult bespannen hebben
hij zal bespannen hebben
wij zullen bespannen hebben
jullie zullen bespannen hebben
zij zullen bespannen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou bespannen
jij zou bespannen
hij zou bespannen
wij zouden bespannen
jullie zouden bespannen
zij zouden bespannen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou bespannen hebben
jij zou bespannen hebben
hij zou bespannen hebben
wij zouden bespannen hebben
jullie zouden bespannen hebben
zij zouden bespannen hebben

Gebiedende wijs
bespan

Aanvoegende wijs
bespanne

Voorbeelden

  1. De beroemde Quadriga, de met vier paarden bespannen strijdwagen met daarin Victoria, de godin van de overwinning, werd in 1794 op de poort geplaatst
    The famous quadriga depicting the goddess of victory, Victoria, riding a four-horse chariot was added in 1794


DE: bespannen    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
bespannt
bespannend

Indikativ Präsens
ich bespanne
du bespannst
er bespannt
wir bespannen
ihr bespannt
sie; Sie bespannen

Indikativ Perfekt
ich habe bespannt
du hast bespannt
er hat bespannt
wir haben bespannt
ihr habt bespannt
sie; Sie haben bespannt

Indikativ Präteritum
ich bespannte
du bespanntest
er bespannte
wir bespannten
ihr bespanntet
sie; Sie bespannten

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte bespannt
du hattest bespannt
er hatte bespannt
wir hatten bespannt
ihr hattet bespannt
sie; Sie hatten bespannt

Indikativ Futur I
ich werde bespannen
du wirst bespannen
er wird bespannen
wir werden bespannen
ihr werdet bespannen
sie; Sie werden bespannen

Indikativ Futur II
ich werde bespannt haben
du wirst bespannt haben
er wird bespannt haben
wir werden bespannt haben
ihr werdet bespannt haben
sie; Sie werden bespannt haben

Konjunktiv I Präsens
ich bespanne
du bespannest
er bespanne
wir bespannen
ihr bespannet
sie; Sie bespannen

Konjunktiv I Perfekt
ich habe bespannt
du habest bespannt
er habe bespannt
wir haben bespannt
ihr habet bespannt
sie; Sie haben bespannt

Konjunktiv II Präsens
ich bespannte
du bespanntest
er bespannte
wir bespannten
ihr bespanntet
sie; Sie bespannten

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte bespannt
du hättest bespannt
er hätte bespannt
wir hätten bespannt
ihr hättet bespannt
sie; Sie hätten bespannt

Konjunktiv II Futur I
ich würde bespannen
du würdest bespannen
er würde bespannen
wir würden bespannen
ihr würdet bespannen
sie; Sie würden bespannen

Konjunktiv II Futur II
ich würde bespannt haben
du würdest bespannt haben
er würde bespannt haben
wir würden bespannt haben
ihr würdet bespannt haben
sie; Sie würden bespannt haben

der Imperativ
du bespanne


Voorbeelden

  1. Bespannen und stimmen Instrumente, justieren Streben und Stege von Instrumenten, um spezifische Saitenspannungen und Höhen zu erreichen.
    Besnaart instrumenten en stelt deze bij, verstelt kammen en bruggen van instrumenten om een specifieke snaarhoogte en spanning te verkrijgen

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden